Evert van Bockom Maas

In de brieven vraagt
Ria
om informatie over Evert, waar
Nel
het antwoord schuldig op blijft. In Ria's exemplaar van ‘Tragedie op Texel’ vonden we een bewaard artikel uit de Texelse Courant uit 2011, waaringeïnterviewd wordt over zijn tijd in de oorlog. Het leest als een verlaat en zeer uitgebreid antwoord op Ria's vraag om informatie. Het interview, afgenomen door Joop Rommets, is in 2018 opgenomen in de verhalenbundel van het Texelfonds


Verknocht aan Texel dankzij de Tweede Wereldoorlog
Overkanters die zich na hun pensioen op Texel vestigen, zijn een bekend verschijnsel. Niet zelden zijn ze tijdens een mooie vakantie verliefd geworden op het eiland. Anders ligt dat voor die er in de Tweede Wereldoorlog neerstreek als onderduiker. Maar ook hij raakte zo verknocht aan Texel, dat hij veertig jaar later besloot het drukke Amsterdam in te ruilen voor een huisje in de Prins Hendrikpolder.
Hij werd in 1926 geboren op Oost-Java, in een klein plaatsje nabij Soerabaja, waar zijnals suikerrietplanter de verantwoordelijkheid had over een teeltgebied dat zeker driekwart van Texel besloeg. Van Bockom Maas senior moest hard werken voor zijnen had maar zelden vrij. Eens in de acht jaar kwam de beloning en kreeg hij ‘groot verlof’, een periode die bijna een half jaar duurde en waarin het hele gezin in Nederland verbleef. Toen het in 1939 zo ver was, reisde de 13-jarige Evert met zijn moeder en jongere zusje vooruit, om zich bij zijn twee jaar oudere broer te voegen, die al eerder naar ‘het vaderland’ was verhuisd om er de middelbare school te volgen. ‘We gingen wat eerder, met het passagiersschip Sibajak, zodat we nog van de Nederlandse zomer konden genieten.’
Voor een korte vakantie belandde het gezin, zonder op Texel, waar onderdak werd gevonden bij de familie Hoogenbosch op Catherinahoeve. De hoeve was toen nog ‘gewoon’ een boerenbedrijf in plaats van een pannenkoekenrestaurant, al probeerden de bewoners wel iets bij te verdienen door ’s zomers kamers te verhuren aan toeristen. ‘We zijn er een week of tien dagen geweest. Het was een prachtige tijd. Ik heb zelfs nog een rondvlucht over het eiland gemaakt. Voor een rijksdaalder kon je een kwartier de lucht in. In een DC-2, hetzelfde type vliegtuig als de beroemde Uiver.’
Toen Hitler aan het einde van de zomer Polen binnenviel en ook in Nederland angst ontstond voor een oorlog, rees de twijfel over het vervolg van het groot verlof. ‘Wat te doen? Mijn moeder is naar het postkantoor gegaan en slaagde erin telefonisch contact te krijgen met mijnin Indië. Mijnvond dat mijn broer en ik moesten blijven. Ik hoor het hem nog zeggen: laat de jongens maar daar, zo’n vaart zal het niet lopen.’
De broers werden ondergebracht bij een gastgezin in Heemstede. Ze bezochten er de plaatselijke middelbare school, aanvankelijk ook nadat de oorlog was uitgebroken. Zijn broer had het er uitstekend naar zijn zin, maar Evert kon er niet erg aarden. Reden om in het voorjaar van 1943 een ander gastgezin voor hem te zoeken. ‘Hoe het precies gegaan is, weet ik niet, maar ik werd naar Texel gestuurd. Naar meester De Vries, hoofd van de school in Zuid-Eierland. Ik kreeg een ausweiss, versierd door de ondergrondse. Ik wel eens begrepen datVan Dommelen uitdat heeft geregeld. Dat was nodig, want zonder papieren kwam je het eiland niet op.’
Op zijn eerste avond in Eierland hoorde hij ’s avonds Geallieerde vliegtuigen over trekken, op weg naar Duitsland. ‘Plotseling klonk er een flinke klap en zag ik door het raam dat er een groene gloed over de Postweg lag. Toen ik buiten kwam, ontdekte ik dat het een fosforbom was geweest. Dat was het eerste accident dat ik zou meemaken op het eiland.’
In de polder voelde hij zich meteen thuis. Hij sloot vriendschap met buurjongen Henk Flens, die even verderop in hoeve Gend woonde. Samen bezochten ze de ULO in Van Bockom Maas herinnert zich nog dat hij in de vierde klas les kreeg in een zijlokaal van café De Zwaan. Docent was meneer De Winter, devan tandartsen dichter Theun. Een bijzonder avontuur beleefden ze toen Flens de opdracht kreeg om in de nacht met paard en wagen een partij explosieven van het vliegveld naar de Zuid-Batterij bij paal 9 te brengen en zijn kameraad besloot hem te vergezellen. Ze kregen een soldaat mee die er op toe moest zien dat ze de lading op de plaats van bestemming zouden afleveren. ‘Het was een
Rus,
van het Georgische bataljon. Hij was niet erg helder en zat een beetje te suffen. Tussen hoeve Hunsingo en de Ruigendijk pakte Henk een kist en gooide ‘m van de wagen, in een halfdroge sloot. Die soldaat had niks in de gaten. Na de oorlog hebben we die kist opgehaald. Er bleken allemaal van die dennenappeltjes, handgranaten, in te zitten. We gebruikten ze om mee te vissen in de Slufter. We gooiden zo’n ding in het water en dan kwamen de vissen zo uit het water omhoog.’
Aan zijn relatief zorgeloze leventje kwam een einde toen in november 1944 alle Texelse mannen in de leeftijd van 18 tot 35 jaar de opdracht kregen zich te melden voor tewerkstelling in Assen. De Vries durfde hem niet langer te verbergen, waarna Van Bockom Maas besloot voor zichzelf te zorgen. ‘Ik heb mijn spullen gepakt en ben in de richting vangefietst. Maar bij de Ruigendijk sloeg ik rechtsaf. Ik ging naar Michiel een vriendje van me.’
Het gezinwoonde in Het boerderijtje is al lang geleden afgebroken, maar de boet die er bij hoorde, staat er nog steeds en is anno 2011 een toeristische trekpleister en een idyllische plaats waar geliefden in het huwelijk kunnen treden. In de oorlog lag het in een mijnenveld en nog verder van de bewoonde wereld dan tegenwoordig. Van Bockom Maas werd er met gemengde gevoelens ontvangen. ‘Ze waren met een heel stel jongens, die een hol hadden gemaakt om zich te verbergen. Van planken en zeil, met plaggen er overheen kon je het bijna niet zien. Ik kon er ook terecht, maar nog dezelfde dag besloten de jongens zich toch te melden voor Assen. Dat waren Kees, Jan en Michiel. Jaap, de vijfde zoon, zat aan de overkant ondergedoken. Gerard, de jongste, hoefde nog niet naar Assen. Verder waren er twee aardige dochters, Gurie en Aat.’
Van Bockom Maas kon blijven, er werd een bed voor hem opgemaakt in het hooivak van de boet, maar hij werd wel aan het werk gezet. ‘Vader en moederwaren al oud. Ook was er een oom, die krom liep van de reumatiek. Ik moest de koeien melken. Dat had ik nooit gedaan, maar het wende gauw. En verder hout hakken, want ze kookten op een houtgestookt fornuis. Het was er bijna middeleeuws. Ik heb er ook leren spinnen. Witte en zwarte wol. De meiden maakten daar werksokken van. Regelmatig ging ik de duinen in om met een klem konijnen te stropen. Op die manier konden we ons aardig redden. De Hopmannen waren erg aardig. Met die oude oom zat ik vaak te dammen. Ik won nooit. Later vertelden ze dat hij kampioen van Texel was geweest.’
Toen de zoons in het voorjaar van 1945 heelhuids uit Assen terugkeerden, was de opluchting groot. Het grootste deel van Nederland was al bevrijd en ook voor Texel leek het leed geleden. Maar het ergste moest nog komen. ‘Op 6 april brak de Russenoorlog uit. We hadden er van gehoord, maar hadden geen idee wat er precies aan de hand was. Henk Flens en ik wilden weten hoe het zat en gingen op de fiets naar Toen we ter hoogte van het kerkhof aan de Kogerstraat reden, begon het bombardement. Vanaf Loodsmansduin en uitbeschoten de Duitsersmet granaten. Overal kwamen ze neer. Vlakbij waar nu de kruising met de Bernhardlaan is, was een schuilkelder. We zaten er net in, toen er een gewapende
Rus
binnenkwam. Hij zei dat we er uit moesten, omdat de Duitsers kwamen.’
Op de terugweg naarmaakten ze een tussenstop in Het was er stil. In een vlaag van jeugdige overmoed besloten ze een kijkje te nemen op het Duitse verdedigingscomplex bij wat nu de Badweg is. ‘We liepen een bunker binnen en zagen twee Duitsers met afgesneden kelen liggen. Hun bloed zat op het plafond.’ Hij aarzelt, zich afvragend of hij wel verder moet vertellen. ‘Het was wonderlijk. Ik voelde er niet eens zo veel bij. Misschien omdat het moffen waren. Even verderop, op de hoek met de Boodtlaan, lagen allemaal geweren op een hoop. Daar hebben we er allebei maar één van meegenomen. Er zaten een paarbij, maar die vonden het prima.’ Verbaasd, alsof hij het zelf niet kan geloven: ‘Ja, je doet vreemde dingen als je jong bent.’
Van Bockom Maas was amper terug inof ‘de hel brak los’, zoals hij het kernachtig uitdrukt. ‘De moffen schoten met het kanon van bij over ons huis de duinen in. Waarom, dat mag Joost weten, want in de duinen lagen de mijnenvelden. Om de vijftig meter waren inslagen, een stuk of tien in totaal. We stonden er gewoon naar te kijken, terwijl de granaten over ons hoofd vlogen.’
Na het bombardement volgde een klopjacht, waarbij de Duitsers zij aan zij in noordelijke richting over het eiland trokken, de opstandige Georgiërs voor zich uit drijvend. ‘Devluchtten alle kanten op en zochten een schuilplaats. In de Muy, het Oorlogsschip, bij de Zanddijk, ze zaten overal en nergens. Samen metheb ik de schapen opgehaald die inliepen. We werden nog aangehouden door maar ze lieten ons gaan.’
Gesommeerd om te vertrekken, zochten de familieen hun logé een goed heenkomen in een boerderijtje aan het Mienterglop. ‘Het stond achter de huidige garage van Nagy. We hebben er een paar nachten geslapen en mochten toen weer terug. Ondertussen werdhelemaal uitgekamd. De Duitsers moesten en zouden allete pakken krijgen.’ Enigszins geëmotioneerd vertelt hij te hebben gezien dat een hooiberg in brand werd gestoken en dat de Georgiërs die erin verborgen zaten op de vlucht werden neergeschoten.
Ongerust over het lot van de familie Flens fietste Van Bockom Maas een paar dagen later naar Zuid-Eierland. De polder lag er zwaar gehavend bij, met tientallen kapot geschoten schuren en boerderijen. ‘Het huis van de familie Flens stond er nog, maar één van de schuren was afgebrand. Het stonk er verschrikkelijk, want de paarden die erin stonden, waren verbrand. In de andere schuur zatenverstopt. Die kregen van Flens te eten.’ Ook in Eierland werd Van Bockom Maas geconfronteerd met arrestaties en dode en gewonde soldaten. In zijn geheugen gegrift staat een bloedspoor, dat naar het kolenhok achter de school leidde. ‘Een gewonde Georgiër had zich er verstopt. Meester De Vries heeft nog geprobeerd de man te redden. Maar hoe het is afgelopen, weet ik niet.’
Het einde van de strijd kwam toch nog onverwacht, al kan hij zich daar niet meer zo veel van herinneren. ‘Heel Nederland was al aan het feesten, maar wij hadden nog oorlog. Geallieerden heb ik nooit gezien. Ik ben maar bij Flens gebleven. Ze konden daar wel wat hulp gebruiken. Ik heb er geholpen metpoten. Naar school ben ik niet meer geweest. Het diploma kregen we cadeau.’
Het lot van zijn familie bleef lang onbekend. Later hoorde hij dat zijngevangen was genomen door de Japanners en als dwangarbeider te werk gesteld bij de aanleg van de Birma-spoorlijn. Binnen drie maanden was hij aan de ontberingen overleden. Zijn moeder en zusje belandden in een kamp, maar bleven wél in leven. Het zou nog een jaar duren voordat hij ze terug zou zien. Ook zijn broer overleefde de oorlog, nadat hij een tijd lang had ondergedoken gezeten in Amersfoort. ‘Aan het eind van de zomer kwam er een telegram. Die mensen waar we in Heemstede hadden gewoond, hadden geregeld dat mijn broer en ik naar de Zeevaartschool op Terschelling konden. Hij als leerling-machinist, ik als leerling-stuurman.’ Een succes werd het niet. ‘Het was een zootje ongeregeld dat op de boot naar Terschelling zat. Allemaal losgeslagen jongens. Ik kon er ook helemaal niet wennen. Soms had ik geen zin in school. Dan ging ik de duinen in om konijnen te stropen.’
Later kwam het toch nog goed met hem. Via de marine belandde Van Bockom Maas bij de koopvaardij. Hij schopte het tot de rang van eerste stuurman. Hij voer ruim dertien jaar, totdat hij als jongekoos voor een functie aan de wal. Hij begon een eigen bedrijf, gespecialiseerd in het taxeren van de schade aan schepen en ladingen. Ondertussen bleef Texel trekken, reden om na zijn pensioen definitief naar het eiland terug te keren. ‘Met mijn vrouw en onze twee kinderen was ik er heel vaak terug geweest, elk jaar wel een keer. Ik heb jaren in Amsterdam gewoond, maar een stadsmens ben nooit geworden. Veel liever had ik op Texel gewoond. De basis daarvoor is in de oorlog gelegd. Een rare tijd, maar voor mij ook een geweldige tijd.’
Joop Rommets


Op de weblog Librariana staan aanvullende notities van Van Bockom Maas. Gestrand op groot verlof uit Indië zat Evert met zijn broer eerst in een pleeggezin in Heemstede, later wam hij op Texel terecht:

In het voorjaar van 1943 was de spanning tussen mij en tante Griet zo hoog opgelopen dat ik schijnbaar niet meer te handhaven was. Via haar familie werd ik die zomer naar Texel ‘gedeporteerd’ waar een kinderloos echtpaar hun deur openstelde voor ‘moeilijke kinderen’. Voor die ‘depotatie’ ben ik nog eeuwig dankbaar want op Texel heb ik een geweldige tijd gehad. Het was echter zo, dat ik om Texel binnen te komen van de moffen een toegabngsbewijs moest hebben, want het eiland was een zogenoemd ‘Sperrgebiet’. Dit toegangsbewijs kreeg ik via de illegaliteit, een vals bewijs dus. Op mijn fiets en met een zware koffer, waarin mijn eigengemaakte radio-ontvanger zat, kwam ik heelhuids door de controleposten bij het bovengenoemd echtpaar. Het waren fijne mensen waar ik goed mee op kon schieten. Verder ontmoette ik daar mijn beste vriend Henk, waarmee ik elke dag 8 km heen en 8 km terug fietste naar de MULO. Mijn broer
Ton
was toen ook uit Heemstede weg. Hij was ondergedoken in Amersfoort vlakbij het ‘kamp Amersfoort’. (…) In het voorjaar van 1945 brak de hel los. Georgiërs in dienst van de Duitsers en als bezettingstroepen gebruikt op Texel, kwamen inomdat zij naar het front zouden worden gestuurd. In april 1945 vermoordden zij in één enkele nacht nagenoeg alle moffen op het eiland. Vanuitwerden Duitse troepen aangevoerd, waarna twee weken lang een slagveld over heel Texel heerste, waarbij velen sneuvelden en helaas ook veel Texelaars omkwamen. Ik zag de verschrikkelijkste dingen, overleefde een barrage van 7.5 cm. veldgeschut, wist gauw dat een fluitende geweerkogel erg dichtbij was en dat onder het oppervlak van moeder aarde de veiligste plaats was tijdens een mortierbeschieting. Tot eind juni 1945 bleven wij onder Duitse bezetting en werden we eindelijk van de moffen verlost.




brieven waarin Evert van Bockom Maas genoemd wordt:

Ria – Heemstede, 26 april 1945

Schuld aan de huichel

Ria – Heemstede, 04 mei 1945

Tot ziens in Vrij Nederland!

referenties waarin Evert van Bockom Maas genoemd wordt:

Familie Hopman

Familie Hopman

Ton van Bockom Maas

Ton van Bockom Maas