BEVRIJD EN NIET BEVRIJD
Nederland heet op 5 mei 1945 bevrijd te zijn, maar Texel moest nog weken wachten. Het eiland leefde in de brute nasleep van eenonder Duitse troepen, met honderden doden. Hoe was het einde van de oorlog op het eiland? En op de vaste wal? Brieven over en weer vertellen het – ook door wat ze niet vertellen . . .
EEN TEXELSE FAMILIE OP DE VASTE WAL
Het gezin vanen
Pie
Kikkert - hoe Texels kan een naam zijn - woont in de oorlog in Heemstede. Hun jongste dochter
Ria
is negentien en woont thuis. Zij wil (huishoudschool)-lerares worden, maar de opleiding is gesloten. Haar oudere zus
Nel
is tweeëntwintig en studeert medicijnen, maar ook de universiteit is dicht. Het dagelijks leven draait om eten en hoe je eraan komt, maar verder staat het stil.

Op 4 maart 1945 vertrekt
Nel
naar Texel. Ze gaat inwonen bij haar oom en tante, het bakkersechtpaarenin Op het eiland is genoeg te eten -enverzorgenvan het eiland naar de randstad - en
Nel
kan er meelopen in het

Ria
brengt
Nel
weg, op de fiets naar waar
Nel
aan boord gaat bij beurtschippervoor de verdere reis. Op haar jas heeft ze het Rode-Kruis insigne van padvinderij genaaid. Bij het afscheid beloven de zussen elkaar te schrijven. In de twaalf weken daarna gaan er 37 brieven over en weer.

Nel
komt op Texel een paar weken later terecht in de verbijstering van de die dan nog niet eens een naam heeft. Het hospitaal puilt uit en ligt in de vuurlinies.
Ria
schuift in Heemstede ondertussen van de lange hongerwinter door naar de bevrijding, waar
Nel
dan nog ruim twee weken op moet wachten. De laatste doden van de oorlog en het eerste leven in vrede – met z’n tweeën beleven
Nel
en
Ria
het in hun brieven bijna tegelijkertijd en door elkaar.
OVER DE BRIEVEN
In de 37 brieven van
Nel
en
Ria
- en 7 brieven van Moeder
Pie
- komen de laatste oorlogsmaanden tot leven aan twee kanten van Het lethargische wachten op vrij leven, het improviseren metom aan voedsel te komen én een voor Nederland unieke oorlogssituatie waar weinig primaire bronnen bewaard van zijn gebleven. Er is veel geschiedschrijving over de Russenoorlog - het laatste Nederlandse slagveld - dat inmiddels accurater ‘devan de Georgiërs’ heet, maar die vertelt het verhaal met afstand in de tijd. Zulk overzicht maakt het verleden begrijpelijk, maar het vervormt ook. De brieven van zomaar twee zussen laten zien hoe het was om er live bij te zijn, zonder die afstand en dat overzicht, te beginnen met de afloop van het verhaal dat je vertelt. Hoe te duiden wat je voor je ogen ziet gebeuren? Wat wist je en wat wist je niet?

Daar komt nog iets bij, beseffen wij als makers van deze site steeds meer.
Ria
Kikkert was onze moeder. Zij en haar zus
Nel
vonden de brieven belangrijk – maar er zelf iets bij vertellen deden ze spaarzaam. Ze bewaarden de brieven voor na hun dood om het er bij hun leven niet over te hoeven hebben. Wie de geschiedenis terugzoekt merkt het keer op keer: de generatie die erbij was is zuinig met woorden.

Het leidt ertoe dat deze brieven, vaak zo alledaags van toon, geheimzinniger zijn dan ze op het eerste gezicht lijken. Ze onthullen iets, maar ze verhullen ook, en we proberen daar op deze website meer van te gaan begrijpen. Wat vertellen de zussen niet? En waarom niet? Omdat ze het niet weten? Omdat ze de familie er niet ongerust mee willen maken? Of omdat het in een oorlog sowieso maar veiliger was niet teveel te weten?

6 april 2021
Holleman
Holleman



IN DE VOLGENDE KORTE HOOFDSTUKKEN GEVEN WE TEKST EN UITLEG OVER DE LEEFSITUATIE IN HEEMSTEDE EN OP TEXEL. DE BRIEVEN ZELF STAAN IN HET MENU LINKSBOVEN.
1. OP REIS
Ria en
Nel
schrijven elk hun eerste brief op 7 maart 1945. De een vanuit Heemstede en de ander vanaf Texel. Allebei beginnen ze bij het afscheid in twee dagen eerder. Van twee kanten zie je de afstand steeds groter worden.
Nel
heeft een vermoeiende reis,
Ria
overnacht inbij tante Miep, de eerste in een lange rij echte en onechte tantes die in de brieven voorbijkomen.

‘Invond ik na enig zoeken het huis van tante Miep. Daar werd ik reuze hartelijk ontvangen. [-] Ik kreeg een lekker kopje koffie en werd in een makkelijke stoel geplant. Natuurlijk moest ik mee eten enz. enz. ’s Avonds viel ik om van de slaap, met een warme kruik ben ik toen te bed gegaan. Ik sliep “in no time” dat snap je zeker wel. Was je ook niet hondsmoe? En had jegenoeg? After all had je best nog wat meer van de klaargemaakte boterhammen kunnen nemen want ik mocht de volgende morgen inniet van mijn eigeneten. Er hielp geen lieveof Moeder aan, het mocht niet!


Voor
Nel
is de reis op datzelfde moment veel minder comfortabel. De boot vannaarwas bijna zonder haar vertrokken.

‘Ik mocht niet mee van de Feldwebel. Kon ’s morgens om 6 uur met de trein wel. . . Hoe ik ingekomen was. . . Lopend en meegereden. . . Als ik met de fiets was gegaan, had hij gezegd, dat ik naarook maar met de fiets moest gaan.’


In dat zinnetje over de Feldwebel gaat een hele wereld schuil. Wachten op een trein de volgende ochtend? Nederland lig al maanden plat door de spoorwegstakingen, dus rijden er dan nog treinen naar Den Helder? Grote kans van niet. De Feldwebel zit gewoon te zieken. Hij zegt nog dat hij erover zal gaan bellen, maar met wie en om wat te checken?
Hoe reëel de kans was dat
Nel
echt niet mee mocht met de schuit weten we niet. Ook niet hoeveel stress het haar gegeven heeft. Maar het gedrag van de Duitser past in het grotere beeld van de overheerser die – na Dolle Dinsdag – is gaan beseffen dat de oorlog niet meer gewonnen gaat worden. Uiteindelijk geeft het ‘verpleegster’ in Nels persoonsbewijs de doorslag. De boot kan vertrekken, lang na middernacht.

‘ ’s Avonds kregen we een stuken een boterham met gebakken ei. Van slapen kwam niet veel. Hoogstens wat met je hoofd op de tafel. Om half 2 kwam de sleep pas. Bij ’t Zand kon de vlotbrug niet open, want er was een grote auto midden op de brug onklaar geraakt. Dat was 6 uur. Om half acht konden we pas door. Elf uur waren we inen kwart over 12 op Texel’


Naarin 8 uur, wat tegenwoordig een half uurtje met de auto is. Opmerkelijk is het eten dat
Nel
aan boord krijgt toegeschoven:enin de hongerwinter? Invan Noord-Holland was er nog genoeg te eten, het probleem was meer om het naar minder bedeelde gebieden te krijgen. Nu transport vooral per trein onmogelijk is worden beurtschippers, heel ouderwets, weer steeds belangrijker. SchipperMets – hij komt vaak voor in de brieven - verzorgt met zijn schuit ‘Twee gebroeders’ onder anderedieenKikkert organiseren van Texel naar de vaste wal. En zo moet hij meer klanten hebben gehad, grotere en kleinere. Dat er eten aan boord was ligt dus wel voor de hand, misschien liet hij zich er in uitbetalen? En kreeg
Nel
een speciale behandeling omdat ze dochter van een goede klant was? Reisde ze officieel of hadDirk iets geritseld? Honger heeft
Nel
die nacht in ieder geval niet gehad en ook bij
Ria
is er aan eten geen gebrek.

‘Om 9 uur ben ik weer uitvertrokken, bepakt en bezakt met groenten (uien, koolraap en kool) voor tanteen Ik was “vol” om het maar zo uit te drukken. Ik vloog naartoe, heerlijk de wind in de rug: inheb ik eerst op de marktvoor samen f1,05 gekocht en daarna ben ik gaan kijken of dewerkelijk verdwenen was en indeed, de plaats was leeg.’


Met eigen ogen zien. Het verraadt de moeite die je moet doen om aan nieuws en informatie en feiten te komen. Was
Ria
niet langs de kade gefietst dan had ze pas van het vertrek geweten door een brief van
Nel
en de bezorging was onregelmatig, zeker vanaf Texel. En eigen waarneming is dan goud waard, ook al weet je dan alleen nog maar dat de boot vertrokken is.

Sta er langer bij stil en je beseft: zo veel als we nu van de oorlog weten, zo weinig wisten
Nel
en
Ria
toen ze er midden in zaten. Wij zijn misschien geneigd te zoeken naar introspectie van de schrijfsters, maar gevoelens zijn een luxe die zij zich niet kunnen veroorloven. Het gaat om feiten als je niet weet waar je in zit. Ze zijn aan het overleven.

Als je dat weet lees je het feitelijke opsommen anders.
Ria
vertrekt om 10 uur van de kade, krijgt controle bij fietst een eindje op met een verre bekende en krijgt dan een lekke band die door een (blinde!) fietsenmaker met vaderlandsliefde gerepareerd wordt. Bij een adresje koopt ze broden die ze nog net kwijt kan in haar bagage – en later op de tocht bij vrienden afgeeft.
Ria
is op de terugreis transporteur en reporter tegelijk.

Nu dacht ik bij mezelf: ik ga meteen nog even bij de Mullertjes aan, kijken hoe zij het maken. Ik kwam daar plus minus kwart over elf, Gerda deed open. Ze was stil en zei tegen me: “ik weet niet of je het weet, maar ik zal het je hier maar even zeggen. Wil heeft verleden Woensdag een ongeluk gehad en is overleden.” Het was of ik een klap in m’n gezicht kreeg. Een gezin, drie zusjes, die zò op elkaar ingesteld zijn, die als het ware één zijn. Het is niet te geloven, het zal een leegte voor hun hele verdere leven zijn… zo zie je, de mens wikt en God beschikt. Op de pont heb ik mijnopgegeten. Daarna ben ik eerst bij Ank aangegaan, alles ging daar goed. Toen ben ik naar Adri gegaan en vandaar naar
Edu
waar ik alles verdeeld heb. Om +/- half vijf was ik thuis.


Weer thuis, opin Heemstede, in een huis zonder zus.
Nel
is dan al veilig aangekomen bijen oom op Weverstraat 12 in

‘Half 2 bij Mijn bagage ging allemaal metEelman van Flevo mee. De overtocht kostte niets. Alleen met de shag waren ze blij.keek op, toen ik al zo vroeg kwam, dat snap je. ’t Eten is heerlijk.’
2. AARDAPPELETERS
Hoe slaat een mens zich door het dagelijkse leven in een tijd dat voedsel en vervoer steeds schaarser worden? En het werkende leven van veel mensen daardoor ook steeds verder stilvalt?

Zonder
Nel
bestaat het huishouden op de Wagnerkade in Heemstede uit 5 personen.Dirk is hoofd van dein Het gebouw is in beslag genomen door de NSB, dus zitnet als
Ria
hele dagen thuis. Moeder
Pie
verstelt en naait en breit voor iedereen, maar moet zelf ontzien worden als de maagzweer opspeelt. Op zolder woont kostganger van Ria’s leeftijd. Dan is tijdelijk nogin huis, die herstelt van een operatie. En waar
Mok
is krijg je tanteerbij, de ongetrouwde zus vanenKikkert.
Ria
probeert er het goede van te zien:

’Tanteis gisterenmiddag gebleven. Het huis is nog nooit zo schoon geweest, ze heeft een echte werkwoede ik laat haar maar betijen.’


doet het werk dat Bets de werkster zou moeten doen, die zonder afzeggen weken wegblijft.en
Mok
zijn vriendinnen en collega’s - telefoniste bij de PTT - en wonen samen in Amsterdam. Ze zijn geen stel, maar
Mok
maakt volwaardig deel uit van de familie. Ook wij hebben ze nog goed gekend, als lievelingstantes, maar uit Ria’s brieven blijkt al gauw dat ze het in de oorlog zwaar vindt, zo’n doener van buiten die het huishouden dreigt over te nemen. ‘Nel neem later nòòit je zuster of schoonzuster in huis want dat loopt toch altijd spaak.’ Het is ergernis die je in meer oorlogsbrieven en –dagboeken leest, tot dat van Anne Frank aan toe. Te weinig te doen en te dicht op elkaars lip. En Ria’s ergernis wordt des te meer begrijpelijk als je bedenkt dat het huishouden haar terrein is, of wordt, ze leert er immers voor door.

‘Metgaat het goed. Tanteis hier Zaterdag weer gekomen! Eerst ging het goed maar het ging hoe langer hoe minder. Tot een uitbarsting kwam het niet. Nu is alles weer pais en vree, ik heb het gewonnen door mijn houding door te zetten omdat ik wist dat ikachter me had. Ik kreeg allerlei opmerkingen te horen bijv. dat ik niet zoveel water bij de jus moest doen, dat ik de soep dikker moest maken dan vorige keer (We hadden bouillonsoep met vermicelli) want dat ze niet voedde. Ik zei toen “je eet bouillonsoep ook om de eetlust op te wekken en niet om te voeden! En ik zal doen wat ik wil. Per slot is dit òns huishouden!”’


De botsingen van
Ria
met haar tante getuigen van hun sterke gelijkenis. Wat een Kikkert inheeft, heeft ie niet in de kont. En veel van de spanning draait om eten, want dat is in de laatste oorlogswinter een dagtaak.
Ria
fietst kilometers ver omte halen in 'de Meer', kleding wordt tegen voedsel geruild in het ruilwinkeltje entuiniert de hele dag, op verschillende Het was zijn hobby al, maar nu is het een serieuze bron van eten.

Op de Wagnerkade is geen honger – en dat komt mede door de relaties op Texel. Ergens in 1944 zijnenbegonnen met voedseltransporten - niet alleen voor zichzelf maar voor de hele streek. Beurtschipper die waar
Nel
mee naar Texel reisde, brengt ladingenvan het eiland naar waarde zakken verdeelt over adressen inen Heemstede.
Ria
schrijft:

‘We hebben hier een aardappelwinkeltje gehad. Iedereen was even blij met wat hem door onze “distributie” toebedeeld was, de meesten 45 kg.
Edu
heeft om te beginnen in elk geval een volle zak gekregen.’


Correspondentie tussenenover de transporten moet er volop geweest zijn, maar is niet bewaard gebleven. De brieven die we wel hebben werpen een zijdelingse blik op de logistiek ervan – en de menselijke kant.
Edu
van Hoorn is de verloofde van
Nel.
Job
Groenhof, die met
Ria
voorzichtig verkering heeft, staat ook op de lijst. Als
Pie
van een kennis een naam uit Den Haag doorkrijgt fietstmet een zak op de bagagedrager 90 kilometer heen en terug om ze daar af te geven. Ook lijkt het erop datrecent nog op Texel was om de zakken voor transport klaar te maken. De lijsten moeten op Texel worden afgestempeld door het Duitse gezag, waar je niet van op aan kan.

‘Tante
An
en Oomzullen ook nog wel schrijven maar ik zal de slechte tijding ook maar vast schrijven: Er mag opeens niets meer van Texel af, zelfs niet op de afgestempelde adressen. Hopeloos hé! De hele schuur staat nog vol met zakken, diezelf klaarmaakte wantkon ze vorige keer niet meenemen. ’t Is werkelijk een ramp.’


Zo ingewikkeld wordt het leven in die laatste maanden van de oorlog. De rompslomp met vergunningen geldt goederen én mensen. Wie naar het eiland mag reizen moet apart weer toestemming vragen om eraf te mogen. Een nieuwe commandant houdt de transporten tegen, het oude contact, is “ziek”, schrijft
Nel.
Je leest dezelfde willekeur als in de vijand is een log apparaat dat je het liefst zoveel mogelijk op afstand wil houden, maar bij wie je ook zaken voor elkaar moet krijgen.
3. ZUSTER
NEL
IN HET ZIEKENHUIS
Terwijl het leven van
Ria
en anderen op de vaste wal steeds verder stilvalt, schiet het leven van
Nel
op Texel juist los in nieuwe vrijheid en ervaringen. Van kinds af aan komt ze al op het eiland - om vakantie te vieren - maar deze keer is het anders. Ze is volwassen en komt werken in het

‘Vanmorgen was ik bij
Dr.
Veening. Er was niet veel te doen op ’t ziekenhuis. Hij wil mij hebben om te helpen bij operaties. Ik hoop er heel wat te kunnen leren en hij is erg aardig. Ik mag mee op de ronde enz.’


In een geïmproviseerd uniform, ‘dat nieuwe schort met de kopmouwen en ’t ronde kraagje’ loopt
Nel
‘met een servet als kap gewoon over straat’ in een paar minuten van dein de Weverstraat naar het kleine ziekenhuis in de Gasthuisstraat.

‘Alles gaat onder ons. Er is nog maar 1 gediplomeerde zuster (de hoofd-zuster) die er 25 jaar uit is en niets meer weet. De vorige (Zr. Keyser) kreeg in November vanhaar ontslag. Zij was de enige die er nog iets van af wist en als er een operatie is, moet zij gehaald worden.’


krijgt geen achternaam in Nels brieven en zijn functie weten we ook niet, maar wel dat ie stug is.

‘Rikus was nijdig dat ik gekomen was. Vond het helemaal niet nodig.
Dr.
had toen gezegd dat het een privé-iets was van hem en niets met ’t ziekenhuis te maken had. Ik zal blij zijn als mijn volgende vergunning er is. Enfin ik ben er en dat was ’t voornaamste zei
Dr.
ook.’


Uit Ria’sbij de brieven weten we dathet baantje voor
Nel
geregeld heeft, maar we hadden ook wel willen weten hoe. Met een praatje in deals Pieter Veening of zijn vrouwkwamen kopen? Van Veening is bekend dat hij zijn baan op Texel in 1941 had aangenomen om te voorkomen dat er een NSB-arts zou worden aangesteld. Wasgoed of fout? En kwam het vaker voor dat ‘overkanters’ met geïmproviseerde baantjes aan een Ausweis voor het eiland kwamen, dat de hele oorlog door een relatief veilige idylle was?? En hoezo nam
Nel,
zonder ervaring, de plek in van de ontslagen gediplomeerde zuster?

‘. . . het gebeurt nog al eens dat
Dr.
zegt: Komt u even kijken. Ook is er vaak urine, die even onderzocht moet worden. Tot verleden week donderdag was alles vrij rustig zo. Toen kwam opeens die appendix-operatie. Ik dacht eerst alleen te kijken maar
Dr.
zei “U kunt meteen assisteren” en ik sloeg aan ’t boenen. [handen en armen] 10 min met zeep en 10 met alcohol. Het ging goed hoor en ’t was zelfs een vrij ingewikkeld geval. [-]Verder is er gisterenmiddag een babytje geboren. Een emotionele week dus. Ik steek er veel van op en het is reuze fijn dat ik er wezen mag. Als we nu weer verder kunnen studeren zit ik er al een heel stuk in.’


Ten opzichte van haar ‘oude’ leventje in Heemstede is Nels leven op Texel radicaal veranderd. Ze neemt een voorschot op waar iedereen naar snakt: toekomst - dat wat na de oorlog komt. ‘Wat heb jij het naar je zin in het ziekenhuis, een lot uit de loterij zeg!’ antwoordt
Ria
op Nels berichten.

‘Je bent ‘werkende vrouw’ zoals je in je laatste brief schreef. Je zult ‘vrouw’ geworden zijn en ‘ouder’ ik voel me tenminste erg nietig daarbij vergeleken. Heb je nu voor jezelf niet het gevoel dat je wat je in de laatste twee jaar verloren hebt nu in deze maand hebt ingehaald? Het lijkt me dat je veel meer ervaring zult hebben dan wie dan ook van je studiegenoten.’


In haar vrije tijd gaat
Nel
langs een trits ooms en tantes, met voor iedereen de hartelijke groeten uit Heemstede en weer terug. Ondertussen zit
Ria
vast in de bekommernissen van het alledaagse overleven. Op haar kamertje in een dekenzak rekent ze uit wat beter is:bakken of pap koken van een half pond meel. In haar brieven aan
Nel
oefent ze iets van wat ooit later haar beroep moet gaan worden. Ze bedenkt hoe je over koolhydraten in eenmoet schrijven en raadt tante Anaan. Ondertussen wordt ze een echte wonderkachelprinses en imponeert tantemet Zondags vlees en bloemige

‘We eten de laatste tijd erg lekker omdat de oorlog toch gauw afgelopen is. Het gaat “fantastic”. Haast zou ik nog vergeten het laatste nieuwtje op culinair gebied te lanceren. Wij eten tegenwoordig niets anders op hetdan rhabarber! [-] Ik rasp suikerbiet (+/- ½) en doe daarbij gelijke hoeveelheid rhabarbermoes. Dit mengsel laat ik even doorkoken totdat de biet gaar is. Het resultaat is verbluffend.’


Bij
Ria
blijft het allemaal binnenshuis, terwijl
Nel
in het ziekenhuis in die eerste weken midden in het leven komt te staan. In Heemstede voel je wat Harry Mulisch zo kort en bondig als definitie van oorlog geeft: het stroperig voorbij gaan van de tijd, waarin er niets gebeurt en je niets weet.
4. OPSTAND
In april wordt het verschil tussen de zussen nog groter.
Nel
maakt een grote historische gebeurtenis mee en ontdekt, zoals dat heet, dat met de bevrijding dikwijls pas de oorlog komt. Voor
Ria
wacht er maar één grote gebeurtenis, op 6 april. Ze is jarig!

‘Omdat ik vandaag jarig ben krijg je een mooi blaadje postpapier. Fijn hè! Nu bedank ik je officieel voor het mooie cadeau! En alle brieven. Ik ben er echt blij mee. Zal ik eens zeggen wat ik alzo gekregen heb?’


Ria’s cadeautafel staat vol. Ze viert haar twintigste verjaardag met vrienden, buren, cadeaus, een prachtige bos tulpen van de tantes, een glas port en zelfgemaakte lekkernijen uit de keuken.

‘Gisteren ben ik aan het bakken geweest. Eerst had ik niks geen zin maar ik kreeg hoe langer hoe meer zin. Ik heb er het pond suiker van tanteaan gespendeerd gedeeltelijk en drieen wat wit meel. Voilà het resultaat: 60 knijpertjes 25 wafels, een nog nooit heb ik er een zo lekker gemaakt. En een Delftse frisse pudding.’


Ria
is er vol van, ze schrijft er dezelfde dag nog uitgebreid over. Een dag later schrijft ook
Pie
over alle gezelligheid. Op Nel’s verzoek heeft ze een babykleertje gemaakt voor het tweede kind van dat elk moment geboren kan worden. “Every stich is done with love!” Het pakketje komt niet aan, of pas ver na de bevrijding. In de latere brieven komt het als een running steeds terug: waar is het babykleertje? Je kan het als metafoor zien van het niet weten dat hoort bij de die als ze uitbreekt nog niet eens een naam heeft.

Hoe dein het leven van
Nel
binnendringt past in de oorlogsdefinitie van Mulisch. Het stroperig verstrijken van de tijd, waarin alles tien keer zo langzaam gaat, licht af en toe op door de bliksem van absurde, meedogenloze, even bestiale als onbegrijpelijke gebeurtenissen. Bij
Nel
lees je de ongeloof en verwarring. Hoe te duiden wat je voor je ogen ziet gebeuren?

‘Telkens kwamen er diewilden hebben nog. ’s Nachts hoorde ik telkens schieten en mitrailleurs en schreeuwen in het Russisch. Ik had mijn raam open en alles was dus veel duidelijker te horen. Tegen een uur of zes was er weer geschiet en gerij en je hoorde “Halt.” “Wierda.” “Soldata.” “Civita.” enz. Om een uur of 7 hoorde ik opeens zeggen op straat “Dezijn overal meester. Ze hebben alles in handen!” Ik vloog naaren we waren er zo uit. Het was zo hoor. Allemaal Ze hadden alle Duitsers ’s nachts vermoord. Jost ook waarschijnlijk. We konden onze oren niet geloven. Ze hadden alles behalve de Zuid-batterij. De underground hielp ook. Men zei ’t was tot Amsterdam aan toe.’


De brief van
Nel
arriveert pas op 21 april in Heemstede. Daar horen ze het nieuws via andere kanalen en ook in flarden. Dat de Weverstraat in puin ligt, dat er 38 doden zijn, maar wie dat zijn is niet bekend. Na een slapeloze nacht krijgen ze de dodenlijst: er staan geen directe familie of bekenden op. Bij
Ria
lees je terug hoe geruchten het nieuws vervormen. Die Georgiërs - voor Texelaars zijn het al– zijn ergens onderweggeworden, verzamelnaam voor alles wat exotisch is. Wie had dat kunnen denken op dat Texel? Het nieuws loopt via onder andere tante die als telefoniste kan meeluisteren met gesprekken die ze schakelt in de centrale.

Wat
Nel
in die eerste dagen van deprecies gedaan en gezien heeft in het ziekenhuis weten we niet. Voor deschrijft
Nel
vrij expliciet over patiënten, nu niet meer. Maar stel je voor: gewonden die binnenstromen, onder het mes het loodje leggen, terwijl het ziekenhuis beschoten wordt. Ze moet verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt. Waarom ze er niet over schrijft bedekt een andere vraag: waarom we daar nu graag over willen lezen. Wij zoeken het grotere verhaal, maar
Nel
schrijft in een poging om grip te krijgen op een werkelijkheid die zo bestiaal is dat je die uit lijfsbehoud op afstand wil houden. Expliciet zijn is niet in haar belang.
Nel
zal het thuisfront niet onnodig ongerust willen maken.

’Ik zit nu in het zonnetje tegen eenaan te schrijven. Heerlijk hoor, je zou zo in slaap vallen. In de verte schieten ze. Straks ga ik weer naar het ziekenhuis toe en slaap er ook weer vannacht..’


In variaties komt die constatering terug. ’De laatste dagen waren rustig. Al het geschiet gaat hier overheen.’ In de weken na demoet je je blijven afvragen wat
Nel
allemaal niet opschrijft. Deis het nieuwe normaal geworden. ‘Af en toe nog een klopjacht’, maar het leven wordt vrij snel alweer een soort van dagelijks. Afgestompt, maar toch. ‘Merken jullie nog wel eens wat van die Russen?’ vraagt
Ria
zich op 4 mei af. Het wachten op het einde van de oorlog is een duurproef, eigenlijk vanaf Dolle Dinsdag al. Hoe te dealen met steeds oplevende hoop die vervolgens steeds verder de grond wordt ingeboord, met steeds meer ontsporing als gevolg?
Ria
verwoordt het zo:

‘Ik word hard, het kan me niks meer schelen, of liever gezegd het zegt me niks meer al die gruwelheden. Toch interesseer ik me alles voor de oorlog, het naoorlogse en het vooroorlogse. 5 jaar ligt hier tussen, 5 lange jaren. Wij zijn 5 jaar ouder geworden en weten bijna niet meer hoe het voor de oorlog was.’
5. BEVRIJDING
Op 4 mei schrijven
Nel,
Ria
en
Pie
alle drie. Bij elk is de toon ingehouden, vrede wordt verwacht, maar wanneer? Post komt nog steeds onregelmatig.
Pie
schrijft:

‘Als er maar niet weer iets ernstigs bij jullie is gebeurd, dan heb ik er vrede mee. We hebben al een week lang in spanning geweest of het woord “Vrede” ook door ’t luchtruim zou klinken, maar neen hoor. Nog even geduld.’


Pie
heeft zich vergist in de datum: ze schrijft 5 mei. Zo solide als die datum in ons collectief geheugen staat, zo zonder betekenis was die nog op 4 mei 1945. En als de bevrijding een dag later dan werkelijk een feit is, stoppen
Nel
en
Ria
subiet met schrijven. ‘Ria is nu ordonnance op ’t schrijft
Pie.
Pas op 17 mei schrijft
Ria
weer: ‘I thank you so much for all your letters who I received. You see I am “in stijl” en nu weet ik het niet vedder.’
Ria
is euforisch, de energie spat van het papier.

‘ik geloof niet dat ik al over onze bevrijding geschreven heb, want ik heb het belachelijk druk. Ik doe – zet je oren open – nìèts meer aan de huishouding. Laat alles maar waaien, en omdat ik de hele dag van huis ben gaat het ook goed.
Edu
zal je wel een hoop vertellen want als ik alles op moet schrijven wordt ik gek.
Mijn dagelijkse bezigheden zijn: door het dorp rijden als koerierster van Nederlands Volksherstel!! [-] We hebben al gehad een straatcollecte (f13.000,-) en een huis aan huis collecte (f100.000,-) en vandaag hebben we goederenverzameling gehad. Er is ontzettend veel gegeven. We konden het op geen stukken na af. Tot 10 uur ben ik in de weer geweest en nu beginnen we morgen weer vroeg. Ik vind het fijn dat ik wat te doen heb! Vedder vier ik feest met
Job
– als
Job
vrij heeft en als ik vrij heb.
Job
is B.S. er - hij is ook blij dat hij wat te doen heeft. Hij heeft 24 uur dienst en 48 uur vrij.’


Terwijl
Job
en
Ria
hossen door de Grote Houtstraat en tot na middernacht nog buiten zijn, gaat het bij
Nel
anders. Ook op Texel begint op 5 mei de bevrijding, een dag later op zondag zijn er ‘overal grote dankdiensten in de kerken,’ maar de situatie blijft ook onduidelijk. De Duitsers zijn nog gewapend en jagen op Georgiërs die, voor zover ze het overleefd hebben zitten ondergedoken in de bossen. Inworden overal erebogen opgericht, maar die worden ’s nachts door NSB-ers afgebroken – en de volgende dag opnieuw weer opgebouwd. En belangrijker: waar blijft de bevrijder om er onderdoor te lopen?

‘Donderdag (10 mei) Het versieren gaat door. Wat moeten we anders doen. Om half zes gaan we weer naar de boot, die om half acht aankomt en niemand meeneemt.’


Een dag later stort het hele eiland zich op Siemen een Texelaar bij de Irenebrigade, die verlof heeft gekregen om naar huis te gaan. De ontlading die
Ria
in Heemstede voelt, blijft op Texel uit.

‘Gisteren is er weer herrie meten Duitsers geweest, dus de komst van de Canadezen wordt telkens met meer spanning tegemoet gezien. ’s Avonds werden er achterdrie mensen opgegraven die na 6 april verdwenen waren. Melle Zegel en z’n vrouw uit Oude Schild, die een
Rus
verborgen hadden (De
Rus
hebben ze op de Steneplaats opgehangen) en een van der Kooi, een graancontroleur. Allemaal mensen over wiens lot men in het onzekere verkeerde. Nu zijn er nog maar 11 mannen en jongens weg n.b. allemaal lui die er niets mee te maken hadden gehad, maar zo van straat weg waren gehaald. De Duitsers hier beweren niet te weten waarheen ze gegaan zijn. [-] Ze zullen wel achterdood zijn geschoten.’


Nel
schrijft boven aan haar laatste brief: Texel, 13 mei 1945, de laatste dag der Duitse bezetting op het eiland. In recente geschiedenisboeken wordt de echte capitulatie pas op 20 mei afgetikt.